Refereerbijeenkomst over de uitdagingen die ambulancezorg zullen doen veranderen

De ambulancezorg heeft de afgelopen eeuwen een grote ontwikkeling doorgemaakt: van veldhospitaal voortgetrokken door paarden tot de hightech ambulance van nu, bemand door hooggekwalificeerd personeel dat volgens strakke protocollen werkt. Maar als de refereerbijeenkomst van de Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Limburg op 19 april één ding duidelijk maakte, dan is het wel dat de ambulancezorg nog veel ingrijpender gaat veranderen: ook in deze vorm van zorg zullen Big Data en Artificial Intelligence (AI) een prominente rol gaan spelen, zo klonk het aan het slot van de bijeenkomst.

Enkele uren eerder had programmaleider Maria Jansen van de academische werkplaats de refereerbijeenkomst geopend. “De ambulancezorg is goed geregeld in Nederland, maar er is zeker nog ruimte voor verbetering”, constateerde zij. De gevarieerde verhalen van de sprekers die volgden, bevestigden dat. Zo gaf Maria Jansen als eerste het woord aan Ramona Cox. Zij is afdelingshoofd Acute Zorg Zuid-Limburg, een van de 25 zelfstandige Regionale Ambulancevoorzieningen (RVA’s) in Nederland. Na een introductiefilmpje over de ambulancezorg in ons land, lichtte zij kort de situatie in Zuid-Limburg toe.

Situatie Zuid-Limburg
Zo heeft deze regio een gezamenlijke meldkamer met Limburg Noord en vijf standplaatsen, werken er 190 mensen en bedraagt het budget 16 miljoen euro. Jaarlijks is sprake van gemiddeld 50.000 ritten, waarvan 70 procent spoedritten en 30 procent planbare ritten. Over het algemeen lukt het de ambulances in deze regio om in 95 procent van de spoedgevallen binnen de vereiste 15 minuten aanwezig te zijn. “Ten oosten van Parkstad lukte dat minder goed. Om de zorg te verbeteren, heeft Landgraaf nu ook een standplaats gekregen.” Volgens Ramona Cox is de Performance slechts een van de vele thema’s waar de ambulancedienst in een sterk veranderend zorglandschap op anticipeert. Zo wil de dienst ook het besteld vervoer verbeteren en inzetten op het werven, bekwamen en binden van personeel; een grote opgave die ook andere sectoren in de zorg bezighoudt. Verder moeten alle processen van de meldkamers in Noord en Zuid in 2021 op elkaar zijn afgestemd. En dan zijn er nog de landelijke plannen voor het inkrimpen van het aantal RVA’s en de ideeën om de vergunning voor het ambulancevervoer te gaan aanbesteden. “Dat heeft grote impact op de samenwerking met andere partijen en gevolgen voor de investeringen.” Een heel ander thema vormt het kunnen werken in een veilige omgeving. In plaats van het sein ‘veilig’ wordt nu in situaties gesproken over ‘veilig genoeg’. Want wat als iemand bijvoorbeeld inrijdt op het publiek: is de chauffeur onwel geworden of is sprake van een terroristische aanslag en volgt er nog meer?  Ook dragen medewerkers in een aantal gevallen nu een steekvrijvest.

Burger Hulpverlening
Belangrijk voor de ontwikkeling van de acute zorg is de rol die de burger daarin vervult. Zo is die burger inmiddels een echte ketenpartner als het om hartfalen gaat, vertelde Ramona Cox. Het verhaal van Theo Schrijnemaekers, coördinator Burgerparticipatie/Hart voor Limburg onderstreepte dat. De verschillende initiatieven op dit gebied hebben allemaal tot doel het aantal doden door een hartstilstand af te laten nemen, vertelde hij. Om te overleven en de kwaliteit van leven te behouden, moet de reanimatie van het slachtoffer binnen zes minuten op gang zijn gekomen. En dat haalt de ambulance doorgaans niet, ook niet bij spoedritten. “Maar als de burger assisteert, lukt dat wel”, vertelde hij.

De initiatieven werden de afgelopen tien jaar zoveel mogelijk gebundeld in Hart voor Limburg. Dat resulteerde onder andere in reanimatie oproepnetwerken van burgers en reanimatie onderwijs op middelbare scholen. Vervolgens werd in Hart voor Limburg 2.0 geprobeerd om de activiteiten te verankeren. Ook omdat uit onderzoek blijkt dat een goede samenwerking van burgers en ambulancediensten de overlevingskans vergroot en bijdraagt aan meer kwaliteit van leven. Of, zoals een vrijwilliger het in een filmpje vertelt, “als burger ben je als eerste aanwezig, hoor je als eerste het verhaal en fungeer je als spil tussen het slachtoffer en de professionals.” Verreweg de meeste vrijwilligers houden een positief gevoel over na de reanimatie, ongeachte het resultaat. “Mensen vinden het fijn dat ze iets hebben kunnen doen”, vertelde Theo Schrijnemaekers, die benadrukte dat de nazorg goed moet zijn. Zo is er na elke reanimatie contact met de vrijwilliger om door te nemen hoe het gegaan is. “Dan kunnen mensen vragen stellen en hun verhaal doen.” Inmiddels telt Limburg 12.500 vrijwilligers verspreid over de provincie. Het gaat om mensen die een certificaat hebben gehaald dat twee jaar geldig blijft en zodoende herhaling van training vergt.

Het wetenschappelijk onderzoek
Cardioloog en professor Ton Gorgels staat in Limburg bekend als de Maastrichtse cardioloog die zich met grote vasthoudendheid inzet voor de burgerhulpverlening (BHV) bij hartfalen. Samen met een team van onderzoekers deed hij hier de afgelopen jaren veel onderzoek naar. Zijn uitgangspunt: samen naar een betere overleving. Tijdens de refereerbijeenkomst liet hij een filmpje zien om duidelijk te maken wat hem al die tijd drijft. Hierin vertelt een man hoe hij al fietsend een hartstilstand kreeg. En hoe zijn leven dankzij het optreden van verschillende burgers gered werd. Zo was er de burger die 112 belde, waarop een aantal burgers van het netwerk werden gealarmeerd: mensen die meteen kunnen gaan reanimeren en mensen die in de buurt een AED kunnen halen. Binnen zes minuten kreeg hij eerst de noodzakelijke borstcompressies, gevolgd door de schokken van de AED. Ton Gorgels toonde de resultaten van verschillende onderzoeken naar de inzet van vrijwillige burgers; cijfers die inmiddels al weer naar boven bijgesteld moeten worden, constateerde hij. Zo is het aantal gevallen waarin burgerhulpverleners niet komen opdagen inmiddels waarschijnlijk gedaald (was een derde), omdat het netwerk de afgelopen jaren is gegroeid.

Samenspel ambulancedienst en vrijwilligers
Verder benadrukte hij hoe belangrijk de rol van de ambulancedienst blijft. Dankzij het samenspel van ambulance medewerkers en burgerhulpverleners is duidelijk sprake van meer overlevenden. “Een significante verbetering.” Volgens hem zijn er wel nog tal van aanknopingspunten voor nader onderzoek: zo is de overlevingskans van mannen bijvoorbeeld groter dan die van vrouwen en daar is geen duidelijke verklaring voor. Tot slot benadrukte hij dat “ons onderzoek” laat zien dat iedere burger moet kunnen reanimeren. En de plek om dat te leren is het voortgezet onderwijs. Daartoe werd eerder al de Taskforce QRS die uit studenten geneeskunde bestaat, opgezet. In de verankering van de training in het onderwijs kunnen de gemeenten een rol spelen. Verder moet het aantal burgerhulpverleners worden uitgebreid en is gerichte revalidatie na reanimatie noodzakelijk. Met het landelijk oproep reanimatie netwerk HartslagNu is Nederland op de goede weg, oordeelde Gorgels.

In het ziekenhuis
Thijs Delnoij, cardioloog-intensivist van het Maastricht UMC+, ging aansluitend in op de zorg die volgt nadat iemand na reanimatie in het ziekenhuis belandt. Daar staat een compleet team klaar om de patiënt op te vangen. Delnoij doet onderzoek naar hoe dat verloopt en wat de resultaten zijn. Zo wordt ingezet op stabilisatie en diagnostiek: wat veroorzaakt het hartfalen? De diagnostiek begint tegenwoordig al door het ambulancepersoneel dat een hartfilmpje maakt, dat al in het ziekenhuis bekeken is voordat de ambulance arriveert. Verder vertelde Thijs Delnoiij dat het brein het beste laat zien hoe goed of slecht de reanimatie verlopen is. In het beste geval functioneert dat goed, in het slechtste geval is iemand hersendood. En daar tussenin is sprake van (zeer) beperkte hersenactiviteit. Vanzelfsprekend zetten medici in op het hoogste haalbare, zei hij. Maar in een aantal gevallen begint het er al mee dat het toedienen van schokken met de AED niet helpt. Promovendus Martje Suverein lichtte daarop een behandelmethode toe die bij deze categorie patiënten in de praktijk van het MUMC+ onderzocht wordt: hierbij wordt onder andere een hart-longmachine ingezet. Belangrijk is dat ambulancepersoneel dit type patiënt leert herkennen en het ziekenhuis daar snel over informeert.

De toekomst van de ambulancezorg
Als laatste spreker trad Jochen Jansen aan, medisch manager Ambulancezorg Zuid Limburg en anesthesioloog bij het Maastricht UMC+. Hij schetste een beeld van de uitdagingen waar de ambulancezorg mee geconfronteerd wordt. Slaagt de ambulancezorg er bijvoorbeeld in om toegankelijk te blijven voor mensen die deze zorg echt nodig hebben (en mensen die onterecht een beroep op noodhulp buiten de poort te houden). En hoe te reageren op de toenemende stress bij medewerkers, de vergrijzing en de almaar complexer wordende zorg. Daarnaast is er nog de ontwikkeling van personalized care: ‘one fits all’ is in de zorg niet houdbaar en dat geldt zeker ook voor de ambulancezorg. Maar het grootste deel van zijn verhaal wijdde Jochen Jansen aan het verbeteren van de ambulancezorg door goede informatie en data te verzamelen en beschikbaar te maken op de juiste plaats op het juiste moment. En daarbij consequent gebruik te maken van Artificial Intelligence (AI), tot en met de zelfrijdende ambulance. “Overal is de patiënt data producent, maar die data linken wij niet. Op dat punt valt nog veel winst te behalen”, constateerde hij. Want met grote hoeveelheden aan data kunnen voorspellingsmodellen worden gemaakt, zodat het mogelijk wordt om tijdiger signalen af te geven over mogelijk te verwachten risico’s.

Digitaal gedreven en inzet robots
Dat een betere integratie van data en het snel en eenvoudig beschikbaar maken daarvan de zorg kan verbeteren, staat vast, aldus Jansen. Onomkeerbaar is ook de ontwikkeling dat patiënten hun eigen gezondheid met behulp van data en AI steeds beter zelf kunnen managen. Dat leidt tot een ontwikkeling van reactief naar preventief. Aanhakend bij het voorbeeld van hartfalen, noemde hij de burger die dankzij het gebruik van gadgets gewaarschuwd wordt dat hij over vijf dagen een hartstilstand krijgt. “Dat plaatst de ambulancezorg uit de markt. Het is een ontwikkeling die sneller kan gaan dan je denkt.” Toch is het einde van de ambulancezorg niet in zicht, hield hij zijn toehoorders voor. Maar dat die ingrijpend gaat veranderen, is wel duidelijk. Ambulancezorg wordt digitaal gedreven en robots zullen het vaker overnemen, bijvoorbeeld in gevaarlijke situaties. Iets om te vrezen? Nee, integendeel. “Data vormen het verbindend element in de samenwerking in de ketenzorg en dragen bij aan betere risicovoorspelling”, zei hij. Daar kan de ambulancezorg op inspelen. En met die blik in de toekomst eindigde deze refereerbijeenkomst.

Hier vindt u alle presentaties.