Onderzoek naar inzet van nieuw interviewprotocol bij Veilig Thuis

Promovendus Brenda Erens is een onderzoek gestart naar de implementatie van een nieuw interviewprotocol bij Veilig Thuis, het advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Het gaat om het NICHD-interviewprotocol voor het gesprek met kinderen die mogelijk traumatische gebeurtenissen hebben meegemaakt. In het buitenland wordt er al met dit protocol gewerkt en zijn de ervaringen positief.
Brenda Erens is gedragswetenschapper bij Veilig Thuis en combineert die functie met haar promotieonderzoek aan de Universiteit Maastricht/academische werkplaats. In dit promotieonderzoek richt ze zich op het verder verbeteren en wetenschappelijk onderbouwen van de werkwijzen van Veilig Thuis. Het onderzoek naar een nieuw interviewprotocol is het eerste project in een reeks, vertelt ze. ZonMw financiert dit project.

“Bij Veilig Thuis spreken we veel met kinderen, maar dat gebeurt niet op een eenduidige wijze. We hebben hier wel instrumenten voor, maar iedereen gebruikt die op zijn eigen manier. Bovendien zijn kinderen die hier komen vaak getraumatiseerd en zijn zij vatbaar voor suggestie. Ze mogen in sommige gevallen niet alles zeggen van hun ouders”,

vertelt Brenda Erens. De ervaring in het buitenland leert dat werken met het NICHD-protocol meer gedetailleerde, betrouwbare informatie oplevert en minder stressvol is voor kinderen.

Om het protocol bij Veilig Thuis te kunnen implementeren wordt de helft van de medewerkers die het feitenonderzoek doen, getraind in het toepassen ervan. De andere helft hanteert tijdens het onderzoek de gangbare werkwijze, zodat verschillen inzichtelijk gemaakt kunnen worden.

“Tijdens de testfase kunnen de medewerkers al regelmatig vertellen hoe het is om met dit nieuwe protocol te werken en feedback geven.”

Op basis van de resultaten van het onderzoek, wil Brenda Erens een vervolgproject starten. De inhoud daarvan staat nu nog niet vast.

“Ik wil dat graag openhouden en me laten leiden door de onderzoeksresultaten en behoefte van de praktijk.”